Skip to main content

Urban Data en stedenbouw / Simon Franke - Trancity

Geschreven op .

non-fiction CustomData zijn altijd de basis geweest voor de stedenbouw. Kennis van huidig en toekomstig gebruik van de ruimte door bewoners, bedrijven en passanten zijn cruciaal en waren tot voor kort het monopolie van de overheid. Nieuwe media bieden nieuwe data gegenereerd door gebruikers en grote commerciële partijen. Wat betekent dat voor stedenbouw en stadsontwikkeling. 
Op 27 mei j.l. presenteerden we de trancity*valiz publicatie Reactivate – vernieuwers van de Nederlandse architectuur  in Pakhuis De Zwijger in Amsterdam. Een opmerkelijke bijeenkomst alleen al door de enorme opkomst. Bijna 450 aanwezigen spraken plenair en in parallelsessies over de mogelijkheden om als startend ontwerpbureau actief te zijn en werk te genereren. En met welke middelen je dat dan doet omdat wachten tot er een opdrachtgever langs komt natuurlijk weinig oplevert. Ik modereerde een sessie over stedenbouw, waarin we natuurlijk bespraken dat stedenbouw nu iets anders is dan blauwdrukplanning en eindbeelddenken.

Overheidsmonopolie en community
Maar wat me bijzonder trof en wat is blijven hangen de afgelopen weken is de opmerking (en de daarop volgende discussie) van Juha van ’t Zelfde van bureau Non-fiction over data en informatie. Hij stelde dat de overheid altijd een monopolie heeft gehad op de informatie op basis waarvan plannen voor de stedelijke ontwikkeling werden gemaakt. Kaarten kwamen van de overheid, maar ook bevolkingsdata. Wie wonen waar, wat is hun opleiding, inkomen, mobiliteit, etc. Dat monopolie is aan het verdwijnen. De digitale media genereren kennis op een andere manier die soms door een community wordt gegenereerd en gedeeld. In het werk van Martijn de Waal van The Mobile City ligt bijvoorbeeld de nadruk of de positieve waarde die dit soort van data en informatie-uitwisseling kan hebben op het gebruik van de publieke ruimte. Nieuwe media maken in zijn stellingname de fysieke openbare ruimte niet overbodig, maar creëren juist allerlei nieuwe publieken voor het gebruik ervan. Zie zijn boek De stad als Interface en een recent artikel van hem in Rooilijn. En ook in de participatie van The Mobile City in het Trancity-project ‘Publieke Ruimte – Publieke Zaak’ ligt hierop de nadruk.

 

Commerciële bezitters van data
Maar in de discussie op 27 mei ging het erom dat data juist ook vaak in handen zijn van grote commerciële partijen. Facebook, Google, de voorbeelden kennen we. Zij weten als geen andere partij wat bewoners bezig houdt en hoe ze de publieke ruimte gebruiken. Daarbij speelt al langer de discussie over commercialisering van die informatie en gaat het natuurlijk ook over privacy. In de sessie werden die nadelen genoemd, maar werd tegelijkertijd gezegd dat dat een gegeven is waar je mee zal hebben te leren dealen in de toekomst.

Terug naar de stedenbouw. Nieuwe data geven dus heel andere informatie over ruimtelijke gebruik, over behoeften, consumptie en gedrag van mensen. De overheid heeft daarop niet langer het alleenrecht. Objectief zijn die gegevens nooit, ze zijn privacy-gevoelig en onderdeel van commerciële strategieën. Een zeer serieuze vervolgvraag is hoe we in stedenbouw en stadsontwikkeling aan relevante informatie komen, hoe we die wegen en gebruiken in het werk. En waar staat de overheid die immers juist in langlopende stedelijke ontwikkelingen een dominante partij zal blijven. Antwoord op die vragen is nog niet zo eenvoudig, maar wat mij betreft een goede inzet voor een vervolgbijeenkomst.