Het 'groen' in de naoorlogse stadswijk / Simon Franke - Trancity
Dat veel van het groen in onze naoorlogse stadswijken niet meer functioneert is een eenvoudige constatering die door nagenoeg iedereen wordt onderschreven. We zien allemaal dat het groen bij gebrek aan onderhoud is versleten en dat het niet meer van deze tijd is. De huidige bewoners hebben andere behoeften dan de oorspronkelijke bevolking. Of dat dan ook betekent dat we het maar moeten opgeven met het groen is mij een te snelle conclusie.
In de stedelijke vernieuwing lag tot voor kort de nadruk op herstructurering van het woningbestand; sloop en nieuwbouw voor andere segmenten van de woningmarkt. Niet alleen de al aanwezige bewoners wordt daarmee te kort gedaan, ook het gebruik van de stad in het publiek domein wordt niet op waarde geschat. Het groen werd hiermee het stiefkindje van de stedelijke vernieuwing. Ten onrechte, want het groen biedt aanknopingspunten voor revitalisering van de wijk. Maar we moeten er dan wel meer stedelijk programma aan toevoegen.
De Atlas Westelijke Tuinsteden Amsterdam laat al zien dat er ook in de naoorlogse stad alle reden is om de veelheid aan activiteiten van bewoners te faciliteren in de openbare ruimte. Dat betekent dat het bestemmingsloze kijkgroen gebruiksfuncties (liefst ook economisch gedragen) moet krijgen. Denk aan horeca, kindertuinen, werk- en ontmoetingsplekken met wifi-dekking, maar ook speel- en sportfaciliteiten, barbecueplekken en stadslandbouw. Belangrijk is dat de bewoners ook werkelijk reden hebben om het publieke groen te gebruiken; wees daarom spaarzaam met privé groen. Teveel privaat groen werkt juist verwaarlozing van het openbare groen in de hand. Aantrekkelijke woonmilieus kunnen naar de oude tuinstad-ideeën ook gerealiseerd worden in gemeenschappelijk groen; er hoeft niet altijd een privétuin te zijn.
Onlangs organiseerden wij een studiedag in het kader van de publicatie De groene kracht van de naoorlogse stadswijk. De opkomst was groot. Wat mij erg hoopvol stemt. Dit geeft aan dat er wel degelijk velen zijn die de potentie zien van het groen en die geloven in de structurerende werking van het groen als het op alle schaalniveaus met elkaar is verbonden. Een spannende verrassing op die studiedag was de oppositie van een drietal medewerkers van de Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam, die in het geheel niet van plan waren om mee te gaan in het geloof in de groene kracht.
Een DRO-planoloog meldde een paar weken later op de site van Ruimtevolk dat hij zijn 'oren nauwelijks kon geloven toen hij op de bewuste bijeenkomst een aantal vooraanstaande ontwerpers hoorde beweren dat de redding van de naoorlogse stadsdelen gelegen is in het breed investeren in het aanwezige groen. De groene kracht is een illusie. Gezamenlijk investeren in stedelijke kwaliteit', zo gaat hij verder, 'is de enig juiste strategie, dat heeft zich wel bewezen in de vooroorlogse stadsdelen.'
Maar daar zit natuurlijk net het probleem. Nieuw West is geen De Pijp en zal dat ook nooit worden. En in de rest van ons land ligt dat niet anders. De naoorlogse stad lijkt nu eenmaal stedenbouwkundig op geen enkele manier op de oudere stadsdelen en de revitalisering kan alleen maar aansluiten op aanwezige potenties, zoals bijvoorbeeld het groen. De DRO-bijdrage aan de discussie heeft mij niet van die overtuiging af geholpen, maar wel verder gebracht om uit te vinden welke elementen doorslaggevend zijn bij de functie van het groen.
Kernpunt is dan toch, niet verrassend, de vraag hoe het groen een variëteit aan voorzieningen kan dragen en daarmee publieke ontmoeting kan faciliteren. Maar dat betekent wel dat we ook een oplossing moeten vinden voor de vraag wie nu (en op welk schaalniveau) verantwoordelijk is voor het groen. Nieuwe vormen van onderhoud en eigendom, waarbij bewoners en ondernemers centraal staan zijn onontkoombaar omdat overheid en corporatie het niet zonder hen kunnen beheren. De tuinstad moet daarbij zijn eigen vorm van stedelijk leven heruitvinden en dat kan nu eenmaal geen kopie zijn van het stadsleven in de 19de en vroeg 20ste eeuwse wijken. (Deze tekst verscheen ook op de site van KEI – Kenniscentrum stedelijke vernieuwing)