Publieke waarde en overheidsinnovatie – Simon Franke - Trancity
Geschreven op .
Twee recente publicaties van Mariana Mazzucato (De waarde van alles) en Joseph Stiglitz (Winst voor iedereen) over herijking van ons economisch stelsel en herwaardering van het publiek belang zijn relevant voor de drijfveren achter onze stedelijke ontwikkeling en krijgen extra betekenis in Coronacrisis tijd. Een leeservaring over waardeonttrekking aan de samenleving, financialisering van de economie, verwaarlozing van de publieke sector en een herwaardering voor de innovatieve kracht van de overheid.
Najaar 2018 schreven Wouter Veldhuis en ik een artikel voor NL Magazine als vervolg op ons kort daarvoor verschenen stadsessay, Verkenning van de rechtvaardige stad. Kern van het artikel: ‘In de stad moet prioriteit worden gegeven aan publieke welvaart boven particuliere rijkdom’. Dat motto hadden we geleend van George Monbiot en Mike Davis (in: Uit de puinhopen – Een nieuwe politiek in een tijd van crisis).
Inmiddels werken wij aan een vervolgessay. Publieke waarde is daarin een belangrijke onderlegger voor stedelijke ontwikkeling en stedenbouwkundig werken aan een rechtvaardige stad.
Voor ons nieuwe essay las ik de afgelopen maanden het een en ander over dat begrip ‘publieke waarde’ als tegenwicht voor de ongebreidelde marktwerking die onze samenleving de afgelopen decennia heeft gedomineerd. Wat publieke waarde is wordt al een tijdje door verschillende (economische) auteurs onderzocht. De coronacrisis geeft daaraan een flinke versnelling. Daarom nu alvast als voorproefje van ons komende essay wat ik haalde uit twee recent gelezen boeken.
In het marktdenken is het oog voor het publiek belang ondergesneeuwd. Juist vanuit de Verenigde Staten (kampioen marktwerking en uitvinders van het neoliberalisme) komt nu een sterk pleidooi om het publieke belang weer voorop te zetten. Toonaangevende economen als Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz en Mariana Mazzucato bepleiten vooral een sterkere rol voor de overheid, om markten te reguleren en om een herwaardering van de verzorgingsstaat (in mindere mate, het blijven Amerikanen) in gang te zetten.
Waardeonttrekking aan de samenleving
Stiglitz en Mazzucato stellen niet de markteconomie als zodanig ter discussie, maar wel het marktdenken dat leidt tot afbraak van de publieke sector en waardeonttrekking aan de samenleving door aandeelhouderswinst voorop te zetten en door de financialisering van alles van maatschappelijke waarde. Zij maken een duidelijk onderscheid tussen winst die behaald wordt met ‘productie’ en die wordt geherinvesteerd en winst die wordt behaald met financiële handelingen en die gewoonlijk juist wordt onttrokken aan de samenleving en die tot private verrijking leidt.
Het neoliberalisme is in hun ogen geen economische wetmatigheid, maar een ideologisch project dat ten onrechte het leidende verhaal is geworden in onze samenleving. Er moet weer samenhang en samenwerking komen tussen overheid en bedrijfsleven waarin het toevoegen van publieke waarde centraal staat. Stakeholders in plaats van shareholders value. Voor hen dus niet overheid tegenover het bedrijfsleven, of de werknemer tegenover het kapitaal.
Mazzucato noemt de crisis van 2008 een financiële crisis, veroorzaakt doordat de financiële sector een te grote hap heeft gehaald uit het surplus dat in diensten en productie wordt gecreëerd. Daarmee ondermijnt de sector een gezonde marktwerking. Dat verklaart ook waarom in brede kring zo langzamerhand doordringt dat de grens is bereikt. Dat komt in de Verenigde Staten niet voort uit een plotselinge bekering tot het socialisme, maar juist uit de wens de oude bestaande economische orde in stand te houden. Het ging mis omdat speculatieve handel in financiële activa beter beloond wordt dan investeringen in nieuwe productiemiddelen en nieuwe banen. Het gaat dus om denken in de lange termijn in plaats van kort en snel rendement. Daarvoor moeten we waarde opnieuw definiëren, met name de collectieve bijdrage aan waardeontwikkeling. Het is in de ogen van Mazzucato onbegrijpelijk dat uitgaven in de publieke sector zoals onderwijs als een kostenpost worden gezien en dus als een probleem dat moet worden beteugeld, waarop moet worden bezuinigd. Die kosten worden geteld, bijvoorbeeld als percentage van het BBP (Bruto Binnenlands Product), maar hun waardetoevoeging als onmisbaar voor toekomstige economische ontwikkeling wordt daarin niet meegeteld, terwijl het heen en weer schuiven van geld, zoals het doorverkopen van leningen juist wel wordt gezien als economische activiteit.
Onderwaardering van de publieke sector
Mazzucato noemt dat de onderwaardering van de publieke sector: ‘In de hele geschiedenis van het economische denken werd de overheid vooral gezien als noodzakelijk maar improductief, een instantie die geld uitgeeft en regels vaststelt, in plaats van waarde creëert’. Dat probleem begint al zo legt zij uit doordat het begrip ‘publieke waarde’ in de economie niet bestaat. Het narratief is: ‘de overheid is een blok aan het been van de energieke markt, een alomtegenwoordige dreiging van de dynamiek van de private sector’. De overheid mag hoogstens voorwaarden scheppen. En eventueel ingrijpen bij marktfalen. Dat wil zeggen wanneer zaken van publiek belang in het gedrang komen omdat er voor de private sector niks te verdienen is en dus de overheid corrigerend moet optreden. Steeds heeft zij een pleidooi voor een overheid die actief is in het realiseren van voor het publieke welzijn belangrijke zaken. Dit zo zegt zij is geen verstoring van de markt zoals het gangbare verhaal wil, maar juist het scheppen van een markt. Dat gangbare verhaal is geen economische logica of wetenschap, het is een kwestie van ideologische vooroordelen.
Dat sluit aan bij haar eerdere boek De ondernemende staat waarin zij aantoont dat het juist publiek gefinancierd wetenschappelijk onderzoek is geweest dat de innovaties in de techsector in Siliconvalley op gang heeft gebracht. Publiek gefinancierde innovaties waarvan de opbrengsten privaat worden opgestreken en zonder daar een redelijke belasting over te betalen. De mythe dat de overheid dus waarde onttrekt en het bedrijfsleven waarde toevoegt wordt door haar ontkracht. In haar voorbeeld is het juist andersom.
Wat we nodig hebben is ‘een nieuw begrip van beleid als iets dat markten actief “vormgeeft” en “schept” om publieke waarde te realiseren die de bredere samenleving ten goede komt.’ We moeten op zoek naar een nieuw vocabulaire voor de overheid, voor de beleidsmakers. In plaats van alleen maar ‘regelgevers’ te zijn, zouden beleidsmakers als mede-scheppers een beter gefundeerd recht hebben om er voor te zorgen dat de baten voor iedereen beschikbaar zijn. Wat natuurlijk niet hetzelfde is als de overheid die alles naar zich toe moet trekken en controleren.
‘Door de overheid voor te stellen als een actievere schepper van waarde – die investeert (bijvoorbeeld in research en onderwijs), niet alleen uitgeeft, en recht heeft op een aandeel in het rendement – kan op den duur de manier waarop we naar haar kijken en hoe zij zich gedraagt veranderen’.
Overheidsinnovatie
Stiglitz komt in zijn boek iets dichter bij de praktische gevolgen van het denken van Mazzucato. In een interview met Follow The Money vat hij dat onderdeel van zijn boek kernachtig samen: ‘De echte uitdagingen die we tegemoet gaan, zijn niet het in stand houden van economische groei. We moeten een klimaatcrisis en ongelijkheid afwenden, die twee staan niet los van elkaar.’ En: ‘Private partijen innoveren niet om de planeet te redden. De private sector is bezig met innovatie die winst maximaliseert en dat vergroot de werkloosheid onder ongeschoolde arbeiders. De overheid moet die innovatie sturen in een richting die onze gehele maatschappij verder brengt … De overheid moet zorgen voor een mobilisatie van resources, met investeringen, belastingen en regulering.’
We hebben publieke goederen nodig en alleen collectief handelen vanuit de overheid kan daarvoor zorgen. Het is niet in het belang van marktpartijen om daarvoor te zorgen omdat het hun winst af doet nemen. Daarom hebben we een overheid nodig om zelf te investeren of om er voor te zorgen dat markten werken zoals ze moeten werken.
Dat publieke waarden en publieke diensten zijn ge-economiseerd heeft er voor gezorgd dat er onrechtvaardigheid is ontstaan bij de toegang tot allerlei maatschappelijke voorzieningen, van huisvesting tot onderwijs, van zorg tot arbeidszekerheid.
Maar de uitwerking daarvan en de gevolgen voor onze stedelijke ontwikkeling zijn onderwerp voor een volgend hoofdstuk in het essay dat we aan het schrijven zijn. Een hoofdstuk dat nog een beetje ongewis is nu een economische recessie valt te verwachten en het de vraag is of de overheid in de stad nu in tegenstelling tot bij de vorige economische crisis wel anti-cyclisch kan en wil investeren in de stad.
Maar verrassend actueel zien we in deze tijd dat het inderdaad de overheid is die het initiatief moet nemen, die zorgt voor publieke goederen, die investeert en (noodgedwongen) innovatie op gang brengt. Juist nu kennen we een herwaardering voor de publieke sector en blijken vernieuwingen in zorg en onderwijs een versnelling te krijgen.
'De rechtvaardige stad' is een project van Simon Franke (Trancity) en Wouter Veldhuis (MUST Stedenbouw). Zij schreven in dat kader o.a. het essay Verkenning van de rechtvaardige stad en het artikel Publieke welvaart – Op zoek naar een aansprekend verhaal voor de rechtvaardige stad. En werken aan een vervolg-essay.
Mariana Mazzucato: De waarde van alles – Onttrekken of toevoegen aan de wereldeconomie. Amsterdam 2018.
Joseph Stiglitz: Winst voor iedereen – Progressief kapitalisme in een tijd van onvrede. Amsterdam 2019.
Ook een aanrader in dit kader is een boek dat ik al eerder las: ‘Bas van Bavel: De onzichtbare hand – Hoe markteconomieën opkomen en neergaan’.